Vloerkleed in Cuba-stijl

Mijn opdrachtgever is de trotse bezitter van een oud herenhuis dat in de afgelopen jaren helemaal is gerenoveerd. De studeerkamer heeft hij vrij laten inrichten in een Cuba-stijl. Het enige dat nog ontbrak was een vloerkleed in de zelfde stijl dat de kamer een wat warmere en aangeklede sfeer zou geven en dat tevens zou helpen als demping van het holle geluid in de hoge kamer.


Project : Een vloerkleed van geitenhaar/wol ca. 1,5×2 meter
Soort weefsel : Visgraatkeper
Weefgetouw : Tallåsen tapijtweefgetouw, breedte 250cm, 4 schachten, paardjesgetouw


Ontwerp: Het ontwerp van het vloerkleed is gemaakt door de interieurontwerper die ook de studeerkamer in het herenhuis heeft vormgegeven. Hij koos voor een combinatie van vier verschillende kettingkleuren en vier verschillende inslagkleuren, alle van hetzelfde type garen en geweven in een visgraatkeper. Het ontwerp heb ik uitgewerkt tot een weefbrief en een visualisatie van het uiteindelijke vloerkleed.

Voorbereiden: De acht kleuren Noorse schapenwol/geitenhaar garen worden geleverd op streng. De eerste stap is dus om alle strengen over te zetten naar bollen die makkelijk zijn te gebruiken bij het scheren van de kettingdraden en bij het winden van de spoelen voor de inslagdraden.

Scheren: Vervolgens begin ik met het maken van de schering op de scheermolen. Voor dit vloerkleed heb ik de schering opgedeeld in acht delen die ik natuurlijk netjes nummer zodat ik ook zeker weet dat ik ze op het getouw in de juiste volgorde uitleg.

Opbomen: Zoals je al in de ander posts hebt kunnen lezen is de volgende stap het uitleggen van de schering op het weefgetouw. Altijd een leuk werk omdat je hier een allereerste impressie krijgt van wat je gaat weven. Zeker op de het formaat van de Tallåsen is dat een indrukwekkend gezicht. Wanneer de schering in de evenaar is uitgelegd geleid ik de acht strengen onder de borstboom door en over de stang van het opboomrek. Aan iedere streng hang ik in eerste instantie drie kilo gewicht. Gedurende het opbomen kan het zijn dat ik het gewicht verander om de spanning zoveel mogelijk gelijk te houden. Het opbomen zelf (opdraaien van de schering op de kettingboom) blijft spannend. Zeker op dit formaat komt er een enorme spanning op het weefgetouw te staan, dat zie je, voel je en hoor je aan alles. Maar dit keer is alles zonder grote verassingen gegaan en is de schering aan het einde van deze stap klaar om ingeregen te worden.

Inrijgen: Het inrijgen bestaat bij dit project uit het doorhalen van 600 kettingdraden door evenzoveel hevels verdeeld over vier schachten in een visgraatkeper die per kleur omslaat. Aan beide zelfkanten heb ik een dubbele zwevende draad gebruikt om te voorkomen dat door de keper een ongelijke zelfkant ontstaat.

Rieten: Voor dit kleed gebruik ik een riet 20/10 (20 openingen per 10cm). Met een dichtheid van vier draden per cm betekent dat dus dat er per rietgat twee kettingdraden doorheen worden gehaald. Ook hier hou ik dezelfde bosjes aan als bij het inrijgen. Op die manier voorkom ik (althans dat hoop ik) dat ik fouten maak bij het inrieten en kan ik tegelijkertijd nog een keer controleren of ik bij het inrijgen geen ‘steken heb laten vallen’.

Aanknopen: Een voorlaatste stap voor het weven is het aanknopen van de schering. Om te zorgen dat de spanning over de hele breedte gelijk is knoop ik de schering gelijkmatig aan. Dat wil zeggen, eerst een aanknoping in het midden, dan aan de zijkanten, en zo gelijkmatig naar elkaar toe. De eerste ronde met tijdelijke knopen, en na de tweede ronde, nadat ik alle bosjes nogmaals op gelijke spanning heb gecontroleerd, met een definitieve knoop.

Aanbinden: Tenslotte bind ik de trappers aan voor een vier-schacht-keper. Dus trapper 1 aan schacht 1 en 2, trapper 2 aan schacht 2 en 3, trapper drie aan schacht 3 en 4 en trapper vier aan schacht 4 en 1. Bij dit weefgetouw hoef je de trappers niet zelf ingeduwd te houden maar haak je de trapper onder een plaat, waardoor de aangebonden schachten omhoog blijven staan en je bij het weven van links naar rechts kunt lopen om de spoel door de sprong te helpen glijden.

Weven: Bij het weven heeft een zorgvuldige voorbereiding (én al die momenten dat je even niet op zat te letten) onherroepelijk hun weerslag. De werkbaarheid van het gekozen garen, de gelijkmatige wijze waarop ik heb geschoren, de juiste wijze van opbomen, de correcte inrijging en rieten, gelijkmatige aanknoping en een goede aanbinding en de staat van het hele getouw. De meeste afwijkingen die ik in deze fase nog tegenkom kan ik met wat kunst en vliegwerk corrigeren. Maar van een gedegen en zo mogelijk foutloze voorbereiding heb ik bij het weven natuurlijk het meeste profijt.

Het weven van een vloerkleed is geen licht werk. Het inslaan, aanslaan, schacht-wisselen en opbomen van zo’n groot en zwaar weefsel vergt handigheid en kracht. Tegelijkertijd vraagt het bij al die handelingen ook om aandacht en precisie: het inleggen van de inslagdraad, het nameten van de aanslag, het vasthouden van de ‘sweet spot’ bij het het opbomen en aanslaan en het voortdurend controleren van de draadspanning.

Afhalen: Als dan eindelijk het einde van de schering is bereikt komt het feestelijke en tegelijk heel spannende moment van het losknippen en afhalen van het weefsel. Hoewel ik dagenlang met mijn neus boven op het werk heb gezeten, en bij wijze van spreken iedere inslag ken is het steeds weer verrassend om te zien wat er in die tijd onder mijn eigen handen is ontstaan. Het geeft dan ook grote voldoening om het weefsel voor het eerst in zijn geheel te kunnen zien. Ook hier zie je weer dat ‘het weven’ slechts een deel is van het hele proces; er moet nog veel gebeuren voordat het geweven weefsel ook een vloerkleed is.

Afwerken: Bij een weefsel met dun garen verwerk ik de uiteinden van de inslagdraden tijdens het weven in het weefsel zelf. Maar bij dik garen, zoals in dit vloerkleed, ga je dat direct als een oneffenheid in het patroon zien. Daarom laat ik de uiteinden van de inslagdraden tijdens het weven aan de buitenkant hangen en verwerk ik die achteraf in de zelfkanten die daardoor ook meteen wat steviger worden. De kettingdraden in ‘Vloerkleed in schijnpatroon‘ had ik teruggestoken waardoor je een rechte kant krijgt zonder franjes. Bij een linnenbinding kun je een draad daarvoor mooi recht terugsteken. Bij een keper is dat veel lastiger en zeker met dik garen niet mooi. Daarom heb ik de kettingdraden bij dit kleed afgewerkt met gevlochten franjes.

Nabewerken: Net als bij het ‘Vloerkleed in schijnpatroon‘ heb ik dit kleed nabewerkt door het op een ondergrond van polystyreen op te spannen en daarna te bedekken met vochtige lakens. Na een aantal dagen hebben de schering en inslagdraden zich kunnen zetten en is de meeste spanning uit het kleed. Wanneer ik alle spelden waarmee het kleed is opgespannen weer heb verzameld en een allerlaatste controle heb gedaan is het eindelijk zover en kan het vloerkleed naar de uiteindelijke bestemming.

Het resultaat: Het vloerkleed op haar definitieve plaats in de Cuba-stijl studeerkamer.

Projectdetails

Schering:
• Ziegenhaargarn Nm 1,5/2 (50% geitenhaar, 50% schaapsscheerwol)
• 4 draden per cm
• 600 kettingdraden plus aan de zelfkanten dubbele zwevende kettingdraden.
• Totale schering lengte 4 meter
• Riet 20/10 (2 draden per rietgat)
Inslag:
• Ziegenhaargarn Nm 1,5/2 (50% geitenhaar, 50% schaapsscheerwol)
• 4 draden per cm
• 800 inslagen
Bijzonderheden:
Visgraatkeper. Onderkleed bijgeleverd tegen
Afwerking : gevlochten franjes
Nabewerking: Opgespannen bevochtigen en drogen