Het voorbereiden en weven van een echte tartan of kilt is niet alleen in technisch opzicht maar ook historisch gezien een echt avontuur. Ik kreeg de opdracht voor het maken van een originele ‘belted plaid’, de voorloper van wat wij nu kennen als de Schotse kilt. Deze plaid is een weefsel van 1,5 meter breed en ruim 4,5 meter lang met een specifiek patroon (de tartan) in vijf verschillende kleuren. Lees hoe dit bijzondere project tot een prachtig resultaat heeft geleid.
Project : Belted plaid, wol, ca. 1,5 x 4,6 meter
Soort weefsel : Eengraadskeper 2/2
Weefgetouw : LeClerc, breedte 152cm, 4 schachten, jackloom
Ontwerp: Een ‘belted plaid’, ‘fèileadh-mòr’ of ‘great kilt’ is de voorloper van de ons meer bekende ‘kilt’. Over de oorsprong, gewoonten en regels rondom de belted plaid is eindeloos veel te vinden. Dat geldt voor het ontwerp (de tartan), de kleuren, het materiaal en de vervaardiging (formaten, weven, zelfkanten, afwerken, etc.). En bij ieder detail van de beschrijving is een prachtig verhaal te vinden dat je eigenlijk hoort te lezen in een cottage bij een haardvuur met een tumbler Schotse whisky in de hand. Nu spreken sommige verhalen elkaar tegen, en het schijnt dat ook niet alle historische verhalen rondom de tartan op waarheid berusten. Er wordt dan ook wel eens gezegd dat je van de regels mag afwijken als je daar dan ook maar een prachtig nieuw verhaal omheen verteld. Dat maakt het werken aan een belted plaid al prachtig voordat je er maar aan begonnen bent!
De opdrachtgever voor deze plaid is de echtgenote van echte Schotland-addict. De plaid is een cadeau voor zijn 50ste verjaardag. Een aantal jaar geleden hadden ze samen met hun gezin een familie-tartan ontworpen, natuurlijk helemaal volgens de formele regels en verweven met veel symbolische betekenissen. De basis van het ontwerp van een tartan is de ‘set’. Het is als het ware een kwart deel van een ontwerp dat zowel horizontaal als verticaal wordt gespiegeld en daarna herhaald. De vaste notatie van zo’n set bij de Scottish Tartan Society gebeurt door middel van een zogenaamde ’treadcount’ oftewel het ‘draadaantal’ per kleur. Het ontwerp van deze familietartan heeft de volgende set: DG/72 DP18 B2 DP2 B8 DP6 SR8 DG2 SR2 DG14 DY2 DG4 DY8 DG8 DP/66. Daarbij staat DG voor Dark Green, DP voor Dark Purple, B voor Blue, SR voor Scarlet Red, DY voor Dark Yellow.
Voorbereiding: Een originele belted plaid hoort gemaakt te zijn van echte wol met natuurlijke kleuren. Ik heb gekozen voor de 20/2 ullgarn (redgarn) van Garnhuset. Prachtige wol in even mooie kleuren.


Het weeftype was van het begin af aan duidelijk: een tartan wordt geweven in een twill, ofwel een 2/2 eengraadskeper met een stijging van 45 graden. Nu geldt dat voor de plaid zelf, de zelfkanten echter hebben weer eigen regels met een eigen verhaal. Ik heb gekozen voor de variant waarbij de zelfkant in ‘herringbone’ wordt geweven.
Ook hier weer een feest als het garen binnenkomt: twee en een halve kilo aan prachtige wol in totaal zevenentwintig strengen. Voordat ik de wol kan scheren moet ik de strengen verwerken naar bollen. Ik kan zeggen dat je het overzetten van 23 kilometer garen van streng naar bol wel in je armen voelt!. Maar uiteindelijk ben ik dan toch klaar om met het echte werk te gaan beginnen: Het scheren…
Scheren: Met een dichtheid van dertien draden per centimeter en een breedte van bijna anderhalve meter kom je in totaal op bijna tweeduizend kettingdraden. Om te zorgen voor een gelijke spanning heb ik die verdeeld over acht scheringen van ieder zeven meter lang. Nu moet je er tijdens het weven niet achter komen dat je ergens met het scheren een fout in de kleurvolgorde hebt gemaakt dus het opdelen van de scheringen heb ik vooraf goed op papier gezet. Het eindresultaat van dit eerste deel zijn



Opbomen: Voor dit project gebruik ik het Canadese weefgetouw van LeClerc omdat het op het moment van maken mijn breedste weefgetouw was voorzien is van een schietspoel mechanisme. Nu is er een duidelijk verschil tussen een type weefgetouwen van het Amerikaanse continent en de het (noord) Europese continent. De Europese, en met name de Scandinavische getouwen zijn robuust, zonder franjes en als het even kan volledig van hout op het riet en een enkele schroef na. De overzeese getouwen zijn van zoveel mogelijk gemakken en handige snufjes voorzien: opklapbaar, uitvouwbaar, verplaatsbaar, met ingenieuze remsystemen en opboommechanieken en overal veren, haakjes en palletjes om het voor de wever zo makkelijk en comfortabel mogelijk te maken. Beide typen weefgetouwen hebben hun specifieke voordelen, eigenaardigheden en charmes. Nu is de LeClerc een getouw dat eigenlijk is gemaakt voor het opbomen in secties, dat wil zeggen dat er direct op de kettingboom inch voor inch wordt geschoren en opgeboomd. Hoewel ook deze techniek voordelen heeft scheer ik het liefst op een scheermolen of scheerwand. Het opbomen doe ik met een stellage met gewichten die de schering tijdens het opbomen op spanning houden. Daar blijkt de LeClerc niet helemaal op gebouwd te zijn. Ik heb aan de achterkant zware contragewichten gehangen om ervoor te zorgen dat het getouw tijdens het opbomen niet achterover valt.



Het opbomen begint met het uitleggen van de acht scheringen in de goede volgorde. Vervolgens haak ik ze tijdelijk in een kettingboom lat en plaats de kruislatten. Nadat alles netjes is verdeeld over de evenaar vervang ik de tijdelijke lat met de definitieve buis die de schering verbindt met de kettingboom. De strengen gaan vervolgens over de borstboom heen, onder de voetbalk en weer over een stalen buis die ik met twee balken aan de voorkant van het getouw heb bevestigd. Met ongeveer twee kilo gewicht per steng begin ik met het opbomen. Het is een karwij dat je het beste met z’n tweeën kan doen: Een draait de kettingboom op, de ander controleert de schering, begeleidt de strengen en verzet en verandert wanneer nodig de gewichten die aan de schering hangen.



Inrijgen: Nu is de schering klaar om door de hevels van de vier schachten te worden geregen. De inrijgvolgorde voor een keper is op zichzelf niet ingewikkeld: schacht 1,2,3,4 en weer schacht 1. Het controleren van de kleurvolgorde en het aantal draden is hier echter cruciaal: tweeënzeventig groene draden, dan achttien paarse, twee blauwe, twee paarse enz. enz. enz. Een werk waar is echt al mijn aandacht bij moet houden. Het komt ook voor dat ik in de schering een draad ben vergeten of dat een draad tijdens het opbomen is geknapt. Dit corrigeer ik tijdens het inrijgen.



Rieten: Ook het rieten van de bijna tweeduizend draden is een erg secuur werk. Teveel draden in een opening, een opening overslaan, verkeerde volgorde, kruisen van draden; hoe goed ik ook oplet, ze overkomen mij bij een schering zoals deze gegarandeerd een keer. Als ik geluk heb zie ik het tijdens het rieten, maar vaak kom je er pas na het aanknopen van de schering pas achter dat je toch nog ergens hebt liggen slapen. En dat betekent dus losmaken, uithalen en opnieuw beginnen.



Aanknopen: Een belangrijk aandachtspunt bij het aanknopen is te zorgen voor een gelijke spanning over de hele breedte. Dus eerst gelijkmatig verdeeld beginnen met het aanknopen van de ongeveer honderdtwintig bosjes kettingdraden, en daarna ieder bosje weer nalopen, aantrekken en definitief vastknopen. Het is een lust voor het oog wanneer de hele schering voor het eerst op spanning staat!



Weven: Voor dit project heb ik mijn schietspoelbakken met zweep op het getouw geplaatst. Een weefsel anderhalve meter breed is namelijk wat te breed voor mijn armen, en met zo’n zesduizend inslagen voor de boeg is een schietspoel geen overbodige luxe. Maar ook zo’n systeem heeft weer zijn eigen uitdagingen. Omdat de plaid in een keper wordt geweven maak ik gebruik van zogenaamde zwevende draden aan de zelfkanten. De inslagdraad komt onder de zwevende draad door naar buiten en gaat er over dezelfde draad weer terug de inslag in. Als ik normaal met de hand insla is dat letterlijk met een handomdraai gedaan en wordt tijdens het weven snel een automatisme. Maar met een schietspoel is dat een heel ander verhaal. Daar heb ik gelukkig ‘een mannetje’ voor die ter plekke een systeem in elkaar heeft gezet waardoor dit ook bij het werken met de schietspoel automatisch gaat. Het weven vraagt, zeker bij een project als dit, echt alle aandacht en volledige concentratie. De mantra ’72/18/2/2/8/6/8/2/2/14/2/4/8/8/66 en weer terug…’ staat bij wijze van spreken nog in mijn geheugen gebeiteld.






Afhalen: Eindelijk, na ruim vier en een halve meter weven mag het weefsel los komen van het getouw. Steeds weer een bijzonder moment als ik de schaar in de schering zet, vervolgens de doekboom afrol en voor het eerst het hele weefsel kan zien. Het weefgetouw staat er naar het afhalen wat verlaten bij.



Afwerken: Het afwerken van deze plaid bestaad uit het corrigeren van wat kleine lusje die ik aan de onderkant van het weefsel tegen kwam en van het zekeren van de uiteinden van het doek. Een belted plaid heeft normaal geen gedraaide of gevlochten franje, die zitten bij het dragen enkel in de weg, maar gewone losse kettingdraden. De eerste een laatste inslagdraden moeten aan beide kanten echter wel gezekerd worden anders rafelt de plaid steeds verder uit. In dit geval heb ik dat, met hulp van mijn schoonmoeder, gedaan met een hemstitch.


Nabewerken: Ik heb de plaid om een PVC-pijp gerold en daarna in een bad handwarm water met wolwasmiddel laten weken. Daarna gespoeld met koud water en te drogen gehangen. Mooi om te zien hoe het natte wolgaren uitzet en het doek dicht duwt en zodra het droogt weer open zet. Dat is ookhet verhaal achter de belted plaid: bij regen sluit hij en houdt je droog, bij warm weer opent hij en laat hij lucht door.


Projectdetails
Schering:
• Garnhuset 20/2 Ullgarn (redgarn)
• 13 draden per cm
• 1934 kettingdraden plus aan de zelfkanten ieder 14+6=20 draden=1974 draden totaal
• Totale schering lengte 7 meter
• Riet 60/10
Inslag:
• Garnhuset 20/2 Ullgarn (redgarn)
• 13 draden per cm
• 6.000 inslagen
Bijzonderheden:
• Zelfkanten afwijkend in visgraat
Afwerking : Afgeknoopte losse kettingdraden als franje
Nabewerking: Handgewassen en lucht gedroogd